Pagina 39 van: Metaal Magazine 10 – 2015

j a a r g a n g 5 3 | w w w . m e t a a l m a g a z i n e . n l | 1 0 – 2 0 1 5 39
S C H O L I N G
tief vanuit de Achterhoekse metaalindustrie,
om te voorzien in de behoefte aan bijscholing
van haar vakmensen. De Bedrijfstakschool is
een stichting waarvan 90 metaalbedrijven lid
zijn en naast bedrijfsopleidingen verzorgt het
ook de praktijklessen voor het Graafschap Col-
lege in Doetinchem. “Bij de aanschaf van ma-
chines en besturingen vragen we altijd advies
aan onze leden”, zo geeft directeur Mike
Broekhuizen aan. “Zij zijn de ervaringsdeskun-
digen bij uitstek en zij kennen de behoefte.”
Praktijkmachines
Bij het Summa College krijgen de vaklui in spé
onder meer les op twee nieuwe CNC-freesma-
chines van Litz en Deckel. Al ligt het accent nog
steeds op draai- en freesmachines van Emco, de
Oostenrijkse machinebouwer die zich bij uitstek
richt op het opleidingssegment. “In feite gaat
het hierbij om normale praktijkmachines, die
met name op het besturingsvlak zijn aangepast
aan een leeromgeving”, zo licht Manders toe.
De machines zijn bijvoorbeeld geschikt ge-
maakt voor het lesgeven in meerdere program-
meertalen, met name de drie belangrijkste be-
sturingen zoals die gangbaar zijn binnen de
verspaning (Fanuc, Siemens en Heidenhain).
“Door een paneeltje met twee stelschroeven te
verwisselen komen de toetsen en functies be-
schikbaar die bij een bepaalde besturing
horen.”
Bij de Bedrijfstakschool Anton Tijdink heeft
men onder meer de beschikking over een Hart-
ford Pro800 bewerkingscentrum met Heiden-
hain-besturing, een Chiron bewerkingscentrum
met Fanuc-besturing, een draaicentrum van
Viper met Fanuc-besturing en een draaicen-
trum van Traub met aangedreven gereedschap.
Combinaties die zijn afgestemd op de behoef-
ten van de regionale metaalbedrijven.
Eerst conventioneel
De moderne metaalindustrie mag dan vooral
draaien op computergestuurde machines, dat
neemt niet weg dat de eerste ervaringen met
verspanen onveranderd worden opgedaan op
conventionele draai- en freesmachines. “We
hebben ooit het streven gehad om ons volledig
te concentreren op CNC-opleidingen, maar de
praktijk heeft ons geleerd dat het toch belang-
rijk is dat ze eerst gevoeld en geroken hebben
wat het bewerken van metaal betekent”, zoals
Manders aangeeft. Broekhuizen formuleert het
op een soortgelijke manier. “Studenten moeten
ervaren hoe verschillende materialen zich laten
bewerken en leren wat het effect is van toeren-
tallen en voedingen. Voor de stap naar CNC
wordt gezet moet er gevoel zijn voor wat er
wel kan en wat niet. Dat is de basis, het is geen
kwestie van een kunstje leren. Ondernemers
geven ook aan dat ze dit als de juiste route
zien.” Ofwel: “Voordat je gaat rennen moet je
eerst leren lopen”, citeert hij zijn praktijkoplei-
der Eckhard Gramentz.
Bij het Summa College krijgen de studenten
daarom eerst een afgeslankt basisprogramma
voorgeschoteld achter een conventionele ma-
chine. Dat wil zeggen een dag of 25 frezen en
zo’n 20 dagen draaien. Bij de Bedrijfstakschool
Anton Tijdink is het hele eerste jaar gereser-
veerd voor het conventionele werk. Vervolgens
begint het programmeertraject op basis van
een DIN-ISO programmeertaal. Daarmee kun-
nen de basisregels van het programmeren wor-
den geleerd en kunnen de studenten de bewer-
kingsstrategieën onder de knie krijgen. Pas
later volgt de keuze voor een bepaalde pro-
grammeertaal.
PAL2007-formaat
Er lijkt dus veel ten goede veranderd in de rela-
tie tussen technisch onderwijs en bedrijfsleven.
Schuurbiers heeft desondanks nog wel wat kri-
tische kanttekeningen. Naar zijn mening is het
resultaat van een opleiding nog teveel afhan-
kelijk van de docent en de machines die hij tot
zijn beschikking heeft. Dus van de individuele
onderwijsinstelling. “Het is zelden picobello ge-
regeld”, is zijn conclusie, hoewel hij de positieve
uitzonderingen niet tekort wil doen.
Het vakmanschap van de CNC-verspaner zit
voor Schuurbiers vooral in de benadering van
het product dat bewerkt moet worden. Dat wil
zeggen in de meest betrouwbare en produc-
tieve opeenvolging van de draai-, frees- en
boorbewerkingen, oftewel de aanpak van het
bewerkingsproces als geheel. “Dat is de basis
Machines voor onderwijs
Er zijn een aantal machinebouwers die speciaal machines leveren voor onderwijsdoelein-
den, zoals Emco en Haas (de laatste zelfs met financiële ondersteuning), in ons land respec-
tievelijk vertegenwoordigd door De Ridder in Best en Landré in Vianen. In feite normale
productiemachines, in een bescheiden formaat en met minder toeters en bellen, want be-
taalbaarheid blijft een belangrijke afweging. Sinds kort heeft ook Heller zich in dit rijtje
geschaard. Het bedrijf levert op dat gebied sinds kort zowel drie-, vier- als vijfassige ma-
chines met naar keuze een Fanuc- of Heidenhain-besturing. De machines worden binnen
de eigen bedrijfsopleiding gebouwd als scholingsproject. “In feite gaat het om reguliere
productiemachines, maar dan in een kleinere uitvoering van pakweg één kubieke meter”,
aldus Danny van Rij van Oude Reimer in Hilversum, die de machines van Heller in ons land
op de markt brengt. Ook het gereedschappenmagazijn is kleiner uitgevoerd en bij vijfas-
sige uitvoeringen wordt gebruik gemaakt van een draaizwenktafel in plaats van een dure
universele bewerkingskop. Op die manier kunnen de kosten beperkt blijven tot zo’n 15.000
tot 20.000 euro per as.
Metaal vak met
computers en robots
Het Summa College beschikt over een aantal draai- en freesmachines van Emco. Normale praktijkmachines, die
met name op het besturingsvlak zijn aangepast aan een leeromgeving (foto: Summa College)
Naast de machines van Emco heeft het Summa College onder
meer ook de beschikking over een nieuw LU-620 vijfassig
bewerkingscentrum van Litz (foto: Summa College)
Een serie conventionele draaimachines bij de Bedrijfstakschool Anton
Tijdink. “Voor de stap naar CNC wordt gezet moet er gevoel zijn voor
wat er wel kan en wat niet” (foto’s: Jan Oonk)
38-39-40_scholingjo.indd 39 07-12-15 15:43