Moderne smederijen kunnen de productiekosten reduceren door optimale productie-aantallen te produceren. Dit heeft niet alleen als voordeel dat de opslagkosten reduceren, maar ook de slijtage aan gereedschappen zoals matrijzen wordt beperkt. Welke productie-aantallen optimaal zijn, wordt onderzocht door wetenschappers van het Instituts für Integrierte Produktion Hannover (IPH).
Hoe snel een matrijs slijt hangt af van de seriegrootte, maar ook van de hoeveelheid werkstukken die per cyclus gevormd worden. Voor elke cyclus wordt het gereedschap verwarmd en vervolgens weer gekoeld. Deze thermische belasting zorgt net als de mechanische belasting voor slijtage. Over het algemeen pleit men in kader van gereedschapslijtage dan ook om een zo groot mogelijke serie te produceren door kleine opdrachten bij elkaar te voegen tot één grote opdracht. Bovendien wordt de machine optimaal gebruikt wanneer er grote series gemaakt worden in vergelijking met kleine series waar veel gereedschapswissels plaats moeten vinden. Toch zijn grote series niet altijd gunstig. Het nadeel is dat bedrijven veel materiaal en halffabricaten op voorraad hebben met alle extra kosten van dien. De onderzoekers van IPH zijn nu op zoek naar een manier om de optimale seriegrootte te bepalen, rekening houdend met opslagkosten, stilstandtijd en slijtage aan het gereedschap.
Optimale verhouding
Met smeedexperimenten wordt onderzocht welk effect de omvang van een serie heeft op de slijtage van het gereedschap. Vervolgens bepaalt een Softwaredemonstrator aan de hand van de gegevens die uit de smeedexperimenten zijn voortgekomen, de optimale seriegrootte. Hierbij houdt het programma rekening met opslag-, set-up- en slijtagegerelateerde gereedschapkosten. In de toekomst kunnen kleine en middelgrote smederijen hiermee de optimale seriegrootte bepalen en zo de gemiddelde kosten verlagen.
