In de huidige discussie over de onroerende zaakbelasting blijven de belangen van de metaalindustrie onderbelicht. De hoge OZB-tarieven zijn een blok aan het been voor veel midden- en kleinbedrijven. Die ondervinden toch al extra druk, omdat zij ook niet kunnen profiteren van de verlaging van de vennootschapsbelasting. De Koninklijke Metaalunie vindt dat het midden- en kleinbedrijf van dit plaatselijke gemeenschapsgeld te weinig terugziet. Bijvoorbeeld in de vorm van beter beveiligde bedrijfsterreinen of een betere bereikbaarheid.
Een willekeurig voorbeeld. Het OZB-tarief voor bedrijven (gebruiker en eigenaar) in Amsterdam is per € 2.500 getaxeerde waarde € 7,30 tegenover het huidige tarief voor woning-eigenaren van € 1,60. Ondernemers betalen hier dus 4,5 keer zo veel als eigenaren van woningen. Ook zijn er tussen de gemeenten eigenaardige verschillen. Het OZB-tarief voor niet-woningen is in de goedkoopste gemeente € 1,54 en in de duurste € 17,85. Dit scheelt liefst een factor 12.
Niet alleen de gemeentelijke belastingen vallen slecht uit voor het mkb, ook de rijksbelastingen treffen de mkb-ondernemers relatief zwaar. Een grote groep ondernemers heeft nog niet geprofiteerd van de belastingherziening. Wijn verlaagde de vennootschapsbelasting, maar liet de 400.000 mkb-bedrijven die inkomstenbelasting betalen in de kou staan. Daarnaast is de energiebelasting voor het mkb onevenredig zwaar omhoog gegaan.
De Metaalunie vindt dat rijksoverheid en lokale overheden bij belastingheffing het mkb minder moeten belasten. “De motor van de Nederlandse economie verdient beter!”